Meneer Diekman.

Door een verkeersongeluk belandde ik in maart 1990 in wat toen nog het Sofia ziekenhuis heette. Wegens plaatsgebrek legden ze me op de afdeling urologie op een zaal voor acht personen. Met mijn hoofdwonden (gebroken bovenkaak, neus en jukbeen) was ik een vreemde eend in de bijt van lijders aan een vergrote prostaat. Later kwam er nog een gebroken been bij, was ik niet het enige buitenbeentje.

Mijn dierbaarste zaalgenoot daar was meneer Diekman (niet zijn echte naam), een oude man van de noord-veluwe die een tikkeltje ouderwets was,. Je mag het ook gerust conservatief noemen, in een tijd overigens waar alles wat conservatiever was dan nu. Verpleegkundigen heetten nog ‘gewoon’ verpleegster en je sprak ze aan met ‘zuster’. Broeders waren er ook maar minder talrijk.

Op haar ronde had de zaalarts als eerste met meneer Diekman gesproken, hij lag het dichtst bij de ingang, zodoende. Als ze de zaal oversteekt naar de volgende patiënt schiet meneer Diekman te binnen wat hij eigenlijk nog had willen vragen en hij roept :”Zuster !” Een van de begeleidende verpleegsters schiet geschrokken toe, “Dat is de dokter, hoor”.
“Ja” knikt meneer Diekman, “is goed. Zuster!”.
Voor hem was het heel simpel: in een ziekenhuis is een vrouw in witte kleding een verpleegster en een man in het wit een arts. De dokter zat er niet mee. “Wat had u willen vragen ?”

Ademloos

Meneer Diekman had behalve problemen met zijn urinewegen ook nog eens twee verlamde benen en één verlamde arm. Zijn goede arm begon ook al tekenen van verlamming te vertonen, vertelde hij me. Voeg daarbij nog een gebrekkig hart en je hebt een beklagenswaardig mens, maar dan zat je er bij meneer Diekman ver naast.

Op enig moment wordt hij in zijn rolstoel bij de tafel gezet om zijn krant te kunnen lezen. De rolstoel staat iets te ver van de tafel waardoor hij de krant niet goed onder de lamp kan krijgen.
Wat dan gebeurt is fascinerend: hij legt zijn hoofd op de tafel en reikt met zijn goede arm onder de tafel naar de voetsteun van zijn rolstoel, die hij omlaag doet. Vervolgens draait hij de boord van zijn pyjamabroek in elkaar totdat die strak om zijn enkel zit, tilt daarmee zijn voet op en plaatst die op de voetsteun.
Dan moet hij zich wat verplaatsen want nu is zijn andere voet aan de beurt en daarvoor moet hij verder reiken.

We kijken allemaal ademloos toe, maar infuusslangen, sondes en katheters verhinderen dat we kunnen helpen.
Als ook zijn andere voet op de steun staat, reikt hij, nog steeds met zijn hoofd op tafel liggend, verder onder de tafel door, vindt daar houvast en trekt zich dichter naar de tafel toe.
Daarna begint het hele spel in omgekeerde volgorde totdat hij weer met beide voeten op de grond zit, de voetsteunen omhoog en de rolstoel weer op de rem.
Dan tilt hij zijn hoofd op, gaat rechtop zitten en zegt triomfantelijk tegen zijn ademloze publiek: “Zo, Diekman zit!”. We waren te verbijsterd om te applaudisseren.

Zo is het goed

En deze man, deze dappere man, krijgt bezoek van de dominee uit zijn dorp. Een jonge man nog, zwart in ’t pak, die meneer Diekman voorhoudt dat dit allemaal de straf is voor onze zonden.
Waarop meneer Diekman ad rem genoeg is om te vragen: ”Ach dominee, heb ik het dan zo veel slechter gedaan dan u?”.

Als het een keer mis dreigt te gaan met zijn hart, wordt hij in vliegende vaart van de afdeling gehaald.
De volgende morgen is hij weer terug maar iets in hem is geknakt. Ik merk dat, loop naar hem toe en ga op de stoel naast zijn bed zitten. Hij kijkt me wanhopig aan en ik probeer met hem te praten, maar kan zelf geen woord uitbrengen. Dus pak ik zijn hand en houd die vast en hij knijpt mijn hand bijna fijn.
Ik had dus de goeie te pakken. En zo zitten we lange tijd stilzwijgend tot hij me met een knikje bedankt.
Zo is het goed.

Veel later ben ik tijdens een fietstocht bij zijn huisje langs gegaan, waar hij in zijn rolstoel voor het huis in de zon zat. Daar vertelde hij me ook hoe het allemaal gegaan was, hoe hij komend vanaf het veld achter de spoorlijn soms in elkaar zakte omdat zijn benen hem niet meer konden dragen, hoe hij gaandeweg steeds slechter werd en zich soms slepend over de vloer moest verplaatsen om in zijn bed te kunnen komen.

Ja, het ging nu goed met hem.
Bijna geheel verlamd, maar we klagen niet.

Ik denk nog vaak aan hem. Als ik soms weer eens last heb van vermeende probleempjes en me daarover zit op te winden, dat helpt best.

ARGUS

(ARGUS is het pseudonym van één van de gasten van IntermeZZo. Hij schrijft regelmatig een beschouwend blog. Dit is het eerste blog in en reeks over de zaalgenoten of lotgenoten van ARGUS bij zijn ziekenhuisopnames.)

arrow-right arrow-down keyboard_arrow_down arrow-left plus-circle cross close search2 twitter2 facebook2 youtube2 linkedin2 envelope-o instagram2 menu play2 mobile2 users3 signal user whatsapp22 envelope-o2 quotes-left spinner2222 checkbox-checked checkbox-unchecked checkmark price-tag lightbulb_outline comment-square binoculars heart-o heart home bell building-o bullhorn star-o star truck magic-wand edit reply eye