Gepubliceerd: 15 februari 2022
Vraagje vooraf: hoe is uw Grieks ?
Grote kans dat u met ‘nul’ zult reageren. Geeft niet hoor, ik heb ooit drie maanden in Thessaloniki doorgebracht en kan ‘Evcharisto’ (dank u wel) zeggen en ‘Kali mera’ (goedendag), niet te verwarren met Calimero; veel verder ben ik nooit gekomen.
Toch kent u een (van oorsprong) griekse term nl. ‘diagnose’. Volgens Wikipedia is dat woord afgeleid van ‘dia’ = “door” en ‘gnosis’ = “kennis” wat ik interpreteer als : door kennis kom je tot een oordeel. Een oordeel dat we meestal met enig wantrouwen tegemoet zien als we bijvoorbeeld na een onderzoek gaan vernemen wat er loos is in dat ingewikkelde lijf van ons.
Soms komt er ook nog een prognose achteraan, u voelt ‘m al, dat is een schets van hoe het zou kunnen gaan verlopen.
Het werkt ook wel eens anders.
In 2012, na een vakantie in de bergen, ging Anna voor kontrole bij de cardioloog langs. Ze vertelde enthousiast over de tocht die het vorige jaar nog te zwaar voor haar was en die ze nu wel had kunnen maken. “Hm”, zei de cardioloog “mijn cijfers vertellen een ander verhaal: uw hartklep is juist verder achteruit gegaan, een operatie is onvermijdelijk”.
Uitgerekend in die periode werd ik ziek. Ik belandde in het ziekenhuis zonder een diagnose, maar wel met een donkerbruin vermoeden. Na vele bloedmonsters – het Rode Kruis zou er blij mee zijn geweest – kon na vijf dagen de diagnose worden gesteld: Arteriitis temporalis ofwel slagaderontsteking.
Die diagnose, hoe onplezierig ook, was toch een opluchting omdat er nu eindelijk gericht aan mijn herstel kon worden gewerkt waardoor ik straks voor Anna zou kunnen zorgen.
Ik heb er eerder over geschreven, over de zorgen die we ons toen maakten, hoe ze opzag tegen die naderende hartoperatie. De dag voor de ingreep kwam de chirurg bij haar langs om haar tot in detail uit te leggen wat hij ging doen waardoor er een last van haar af viel. Door zijn ‘gnosis’ met haar te delen kon ze er alle vertrouwen in hebben.
Vijf maanden later liepen we in het Sauerland 300 meter omhoog naar het uitkijkpunt (mét restaurant uiteraard) op de Hohe Bracht.
Het uitzicht was er prachtig; mooier nog was het vooruitzicht dat dit weer mogelijk was. Natuurlijk is zo’n vooruitzicht beperkt want in de toekomst kijken is maar weinig mensen gegeven. Het heeft alles te maken met hoop.
We durfden weer te hopen en daardoor durfden we ook de draad van ons leven weer op te pakken, weer te genieten van wat we nog wel konden en dat was best veel.
En zit het dan eens tegen dan moet je er toch maar het beste van zien te maken, zoals op die 7e november 2015.
Toen was er die ‘bonk’ in de badkamer, midden in de nacht. Anna ligt niet naast me en als het verder stil blijft ga ik maar even kijken. Ik vind haar dubbel gevouwen onder de wasbak. Ze was al niet in orde, misselijk, overal pijn en dit ziet er eng uit. Ik wil haar op de been krijgen maar ze reageert nauwelijks en optillen lukt niet, ze geeft geen millimeter mee. Ik probeer haar terug naar bed te slepen maar moet haar op de overloop laten liggen. Haar pols voelt zwak en ik bel 112. Het is 05.30.
Als de ambulance arriveert heb ik haar inmiddels toch in bed gekregen en ik maak mijn excuses voor mijn misschien te overhaaste noodkreet maar daar willen ze niets van weten: “U belde niet voor de lol dus gaan we uw vrouw in ieder geval even goed bekijken”.
De arts stelt nierbekkenontsteking vast en schrijft wat middelen voor die ik in Zwolle moet halen maar die ze door de misselijkheid niet binnen kan houden.
Als ’s avonds de situatie niet is verbeterd brengt een ambulance haar alsnog naar Isala.
Van 22.30 tot 03.30 zit ik en ligt zij op de spoedeisende hulp voor ze naar de afdeling gaat. De dichte mist onderweg naar huis past wel bij mijn gemoedstoestand, ik durf niet goed vooruit te kijken.
De volgende dag zit ze al weer zonder infuus naast haar bed. We hebben wat ‘onenigheid’ over de gebeurtenissen van de vorige nacht die ze duidelijk anders beleefd heeft dan ik !
Dat moment dat ik haar op de vloer liet liggen herinnert ze zich vooral omdat ze toen zo heerlijk ontspannen was… naar mijn smaak een beetje té ontspannen !
Tijdens dat verblijf merkt ze dat het knobbeltje in haar rechterborst wat anders aanvoelt dan anders. Er is in 2011 een echo van gemaakt en het zou onschuldig zijn maar nu kan ze het bewegen. Pas bij een bezoek aan de huisarts komt dit ter sprake en vier weken na die bonk in de badkamer gaan we naar de mammapoli voor een echo en een punctie.
Er volgt nog een echo-geleide biopsie wat leidt tot het volgende dagboekfragment:
vrijdag 28-12-15
Afspraak met dr. Pierik voor uitslag biopt: geen goed bericht. Kwaadaardige cellen van het hormoongevoelige type, graad 2. Borstbesparende operatie op korte termijn, waarbij ook de poortwachterklier zal worden verwijderd en onderzocht, gevolgd door bestralingen. Omvang van de bestralingen afhankelijk van bevindingen na de operatie. In slechtste geval (poortwachter klier ‘besmet’) vervolgbehandeling met hormoonpillen, geen chemo.
Vervolgens gesprek met regieverpleegkundige. Veel uitleg en informatiemateriaal.
Dit is typisch een diagnose die je uit het lood slaat. In mijn dagboek heb ik niet beschreven wat ik voelde, dat hoefde niet want dat staat in mijn geheugen gebeiteld, zoals iedereen die iets dergelijks heeft meegemaakt zal kunnen beamen. Het zinkende gevoel bij het horen van die woorden : ”ik heb geen goed bericht voor U”; alsof er een vloerkleed onder je voeten vandaan wordt getrokken. Dit is wel het laatste wat je wilt horen.
Overigens, het lijkt cru maar er is gewoon geen andere manier om zo’n boodschap te brengen. Als je wilt gaan zwemmen en opziet tegen het koude water kun je er ook maar beter ineens in springen. Dan kan het daarna alleen nog maar meevallen.
Dat dat bij ons niet helemaal het geval was laat ik nu even buiten beschouwing.
Het is onvermijdelijk dat je het woord ‘kanker’ in eerste instantie associeert met een naderend einde en we hebben ons best moeten doen om daar niet aan toe te geven.
De dokter wist dat natuurlijk ook en hij nam alle tijd om ons uitleg te geven en daarmee de grootste angst weg te nemen, precies zoals die hartchirurg dat destijds had gedaan.
Toen Anna zei dat ze in ieder geval geen chemo wilde zei hij: ”maar je wilt toch gewoon honderd worden!”.
Ook in het vervolggesprek met de regieverpleegkundige kregen we alle tijd om alles voor onszelf op een rijtje te zetten. Er bleven nog wel duizend vragen maar er was één zekerheid van mijn kant : “Dit hebben we samen”.
Vier jaar later zou Anna hetzelfde zeggen bij mijn diagnose.
Argus